Beroemd buikspek (recepttest voor een kookboek)
Laatst was het dertig graden en stond mijn oven vijf uur te loeien. Langzaam veranderde mijn keuken in een sauna, maar ik zette door. Ik had namelijk een stuk buikspek in hoisinsaus dat gaar moest worden.
Het lijkt misschien een eigenaardige keuze, een gigantische speklap roosteren op een dag dat een schijf watermeloen een prima diner was geweest. Maar je moet iets over hebben voor je droomcarrière.
Ik heb namelijk bedacht wat mijn ideale baan zou zijn: professioneel recepten testen. Veel lekkere dingen koken (hoop je dan), ze opeten en erover schrijven zodat ze nog beter worden. Verdient iemand hier z’n geld mee? Als jij dat bent, hoor ik heel (HEEL) graag tips voor hoe ik je baan ook kan krijgen.
Ondertussen heb ik vast geoefend zonder ervoor betaald te worden. Met andere woorden: ik stond in de keuken en maakte iets lekkers. Maar dan wel iets lekkers uit een kookboek dat nog moet verschijnen. Dus. Het was niet zomaar een boek ook niet. Ik proefkookte (kookte proef?) voor het kookboek van restaurant Breda in Amsterdam en hun buikspek inspireert behoorlijk wat fans tot groot enthousiasme.
En? Was het een goed recept?
Ik stelde me zo voor dat een megaspeklap na vijf uur in een lauwe oven zou bestaan uit laagjes knapperig vet en sappig vlees. Het vlees was inderdaad sappig, maar er was niets knapperigs aan het vet. Begreep ik gelijk waarom ik het ook nog in de koekenpan moest leggen. Alleen stond er niet hoe lang of heet ik moest bakken.
Tijd voor een flitsende keukenimprovisatie. Toen ik goudbruine randjes zag, heb ik het fornuis dus uitgedraaid. De plakjes waren nog steeds niet erg knapperig, maar goudbruin is altijd het ideaal. Toch? Dat bleek ik fout gegokt te hebben. De enthousiaste internetrecensies zijn allemaal wild van de superknapperigheid van het spek. Ha-hum.
Nou tsja, een goudbruin spekje is ook een lekker spekje, zeg ik.
De volgende stap: knallende dressing
De spekjes hoorden gezelschap te krijgen van zwarte bonen met spul uit zes Aziatische flesjes. Biechttijd: ik miste er één. Ook al reisde ik af naar de grootste Utrechtse toko die ik ken, Thaise dressing voor papayasalade kon ik niet vinden. Ik besloot dat het dan maar zonder moest. Ik bedoel, hoe erg kun je één sausje missen in een zee van chilipeper en andere heftige smaken? Was misschien een beetje naïef van mij. Laatst sloeg het vuur van een Thaise papayasalade mijn smaakpapilen volledig lam, dus het is geen subtiel achtergrond-ingrediënt.
Gelukkig roerde ik ook zonder Som Tam Pu (zo heette het missende flesje) een potent mengseltje bij elkaar. Het was funky en zoutig en een beetje pittig. Met Thaise dressing erbij was het vast vuurwerk geworden, maar zo maakte het de bonen ook een stuk interessanter.
Garneren kun je leren (hoop ik)
Bij de plakjes spek en bonen hoorden ook plakjes komkommer en een dot creme fraiche. De combinatie van vet, naar hoisin geurend vlees en komkommer deed me onweerstaanbaar denken aan pannenkoekjes met Pekingeend. Ik miste alleen het meesterlijk krokante van het eendenvel. Dat had het recept ook bedacht. Ik kreeg namelijk opdracht om de dikste stukken vet van het vlees te snijden en knapperig te bakken. Helaas was het varkentje dat ons zijn buikje gaf blijkbaar een scharminkel, want er was geen vet om af te snijden. En zo miste ik in één recept twee doses knapperigheid. Ik ging lekker.
Kaantjes hadden wellicht ook de boel een fleuriger uiterlijk gegeven. Het smaakte allemaal prima, wat er op ons bord terecht kwam. Het zag er alleen een beetje… onbeholpen uit. Ik vermoed dat dit een kookboek wordt voor mensen die restaurantje willen spelen onder eigen dak. Dat ben ik niet. Wij aten dus gewoon een berg bonen met spek en komkommer, in plaats van een exquise hapje. Nu maar hopen dat van professionele recepttesters geen foto’s verwacht worden.
P.S.: Deze Thaise viskoekjes smaken knallend met spul uit maar één potje, dat je ook nog gewoon in de supermarkt kunt kopen. En van deze Aziatische dressing van supermarktspul wordt werkelijk elke groente lekkerder.